Ik mocht niet uitgaan.
Ik ben 15 jaar en het enige wat telt in mijn leven is jongens en uitgaan, en het vriendinnenclubje waarmee ik omga. Op maandag kijk ik alweer uit naar de donderdag , en de vrijdag en zaterdag. Dat betekent uitgaan, drank, jongens, dansen en heel laat naar bed.
Het is zaterdagavond in November , het is koud buiten. Het vriest. Binnen zitten mijn vader , moeder en broertje voor de tv. Ik vind het oersaai. Ik heb er buikpijn van. Want ik mag ik niet uit. En nu zit ik bij deze oersaaie mensen, waar ik niks mee heb. Buiten gebeurt het, het kriebelt in mijn buik. Van spanning, van boosheid. Ik bedenk een uitvlucht, want zeuren heeft geen zin. Dat weet ik. Mijn moeder is streng. Bij mijn vader had ik het nog wel voor elkaar gekregen, weet ik.
Ik loop de voordeur uit. Koude wind blaast in mijn gezicht, ik open de schuurdeur en ga opzoek naar gereedschap. Zonder dat mijn ouders het doorhebben, kom ik bewapend met schroevendraaier terug. Vastberaden de knip eraf te schroeven zodat ik er vannacht weer in kan als ik naar buiten sneak….
Vanuit derde persoon geschreven ( mijn moeder)
Daar staat ze dan
De wereld aan haar voeten
Mascara zo dik, als de muur om haar heen.
Niets is onmogelijk, alles kan
Maar niet vandaag
Vanavond blijft ze thuis
Gevangen in het gewone leven van een gezin
Daar waar niets gebeurt
Even weer bij me,
Net als vroeger
Maar ook nu,
Onbereikbaar, als altijd,
Ze laat zich niet dwingen
De wijde wereld zuigt haar als een wilde windhoos,
Helemaal op.
Die houd ik niet meer tegen,
Niet alleen meer van mij,
Daar gaat ze dan,
De wereld aan haar voeten.